Vicky Ringoet, 2PBLOb
Computers in het 2e leerjaar.
  • Home
  • Muzische vorming
    • Muzische bouwstenen
    • Kunsteducatie
    • Verbeelding
  • Wereldoriëntatie
    • Thema 1: Ieder is anders
    • Thema 2: Op school en thuis
    • Thema 3: Fruit...gezondheid
    • Thema 4: Zorg voor het bos, zorg ook voor ... dieren
    • Thema 5: Wie zoekt ... die vindt: de feestdagen van november
    • Thema 6: Wat een weer
    • Thema 7: Speel een spel
    • Thema 8: Feest van oud naar nieuw
    • Thema 9: Ieder heeft een huis
    • Thema 10: Als je bang bent ...
    • Thema 11: Van tijd tot tijd
    • Thema 12: Kleden en verkleden
    • Thema 13: Is dat echt...?
    • Thema 14: Joepie ... weekend!
    • Thema 15: Nieuw leven overal
    • Thema 16: Veilig op stap
    • Thema 17: Netjes, niet netjes
    • Thema 18: Zie je me, hoor je me?
    • Thema 19: Erop uit!
    • Thema 20: Op het podium
  • Wiskunde
    • Getallenkennis>
      • Leerlijn 1: Ontwikkeling getalbegrip
      • Leerlijn 2: Breuken
      • Leerlijn 5: Verhoudingen
      • Leerlijn 6: Patronen
      • Leerlijn 7: Delers en veelvouden
      • Leerlijn 8: Afronden en schatten
      • Leerlijn 9: Tabellen en grafieken
    • Bewerkingen>
      • Leerlijn 10: Hoofdrekenen - optellen tot 100
      • Leerlijn 11: Hoofdrekenen - aftrekken tot 100
      • Leerlijn 12: De tafels
      • Leerlijn 13: Hoofdrekenen - vermenigvuldigen
      • Leerlijn 14: Hoofdrekenen - delen
    • Meten en metend rekenen>
      • Leerlijn 20: Lengte>
        • Classificeren volgens kwalitatieve en kwantitatieve eigenschappen
        • Meten met natuurlijke, niet-conventionele maateenheden
        • Werken met standaardmaateenheden (conventionele maateenheden)
      • Leerlijn 21: Inhoud>
        • Classificeren volgens kwalitatieve en kwantitatieve eigenschappen
        • Meten met natuurlijke, niet-conventionele maateenheden
        • Werken met standaardmaateenheden (conventionele maateenheden)
      • Leerlijn 22: Gewicht>
        • Classificeren volgens kwalitatieve en kwantitatieve eigenschappen
        • Meten met natuurlijke, niet-conventionele maateenheden
        • Werken met standaardmaateenheden (conventionele maateenheden)
      • Leerlijn 23: Oppervlakte>
        • Classificeren volgens kwalitatieve en kwantitatieve eigenschappen
        • Meten met natuurlijke, niet-conventionele maateenheden
      • Leerlijn 24: Volume>
        • Classificeren volgens kwalitatieve en kwantitatieve eigenschappen
        • Meten met natuurlijke, niet-conventionele maateenheden
      • Leerlijn 25: Afstand en tijd/tijd en snelheid
      • Leerlijn 26: Geld
      • Leerlijn 27: Temperatuur
      • Leerlijn 28: Hoekgrootte
    • Meetkunde>
      • Leerlijn 29: Vormleer
      • Leerlijn 30: Meetkundige relaties (met spiegelingen, congruentie, en gelijkvormigheid)
      • Leerlijn 31: Ruimtelijke oriëntatie (met positiebepaling, beweging en richting, constructie)
      • Leerlijn 32: Kijklijnen en schaduwen
      • Leerlijn 33: Strategieën en probleemoplossende vaardigheden
  • Eindtermen ICT
    • Eindterm 1
    • Eindterm 2
    • Eindterm 3
    • Eindterm 4
    • Eindterm 5
    • Eindterm 6
    • Eindterm 7
    • Eindterm 8

Leerlijn 21: Inhoud
Werken met standaardmaateenheden (conventionele maateenheden)

  • De nood aan standaardmaateenheden ervaren
  • Weten dat het resultaat van een inhoudsmeting uitgedrukt kan worden in liter of daarvan afgeleide maateenheden
  • De symbolen l, cl en dl kennen en er meet- of berekeningsresultaten mee noteren
  • Meet- of berekeningsresultaten noteren, lezen en verwoorden met meer dan één maateenheid (bv. 4 l 23 cl)
  • De termen ‘inhoud, maateenheid, maatgetal, maat ...’ beheersen
  • Referentiematen kennen en ze gebruiken (bv. In een melkbrik zit 1 liter.)
  • Geschikte meetinstrumenten kiezen om inhoud te meten en ze correct gebruiken (bv. een maatbeker)
  • De meest passende standaardmaateenheid en het geschikte meetinstrument kiezen in functie van de te meten inhoud en de beoogde nauwkeurigheid
  • Beseffen dat de nauwkeurigheid van de meting beïnvloed wordt door de maateenheid en het doel van de meting, door de verwachte nauwkeurigheid en de werkwijze en door de handigheid van degene die meet, evenals door de kwaliteit van het meetinstrument, de aard van het voorwerp dat gemeten wordt en de manier van afronden
  • Een inhoud schatten en de schatting vergelijken met het meetresultaat
  • Na veelvuldig meten tot afspraken komen over herkenbare, voorstelbare en/of zichtbare referentiepunten en die gebruiken bij het schatten
  • Na een meting met standaardmaateenheden gemeten voorwerpen sorteren of rangschikken
  • Zelf meetinstrumenten maken, ze ijken en ze correct gebruiken (bv. een literfles verdelen in dl)
  • Het verband tussen de grootte van de maateenheid en de grootte van het maatgetal ervaren en inzien (hoe groter de maateenheid, hoe kleiner het maatgetal en omgekeerd)
  • In betekenisvolle situaties herleidingen uitvoeren met de gekende maateenheden
  • De inhoud van allerlei gebruiksvoorwerpen meten en een bepaalde inhoud afmeten
  • In betekenisvolle situaties weten wanneer een schatting of een benaderende aanduiding zinvoller is dan een precieze meting
  • Vraagstukken over inhoud oplossen
Powered by Create your own unique website with customizable templates.