Leerlijn 21: Inhoud
Werken met natuurlijke, niet-conventionele maateenheden
- Ervaren dat de inhoud van objecten bepaald kan worden met behulp van natuurlijke maateenheden, bv. kopjes, lepels ...
- Een inhoud (bv. een fles) samenstellen uit twee of meer andere inhouden (bv. een glas en een kop)
- Een inhoud meten met een niet-conventionele maateenheid (wsa, blz. 43)
- Gemeten voorwerpen sorteren en rangschikken
- Een inhoud wijzigen door er iets aan toe te voegen of van weg te doen en die verandering correct verwoorden
- Aangeven dat de inhoud van een object niet beïnvloed wordt door de plaats, de richting, de oriëntatie in de ruimte
- Inzien dat bij het meten van de inhoud wordt nagegaan hoeveel keer de maateenheid in de te meten grootheid gaat
- Zelf een passende niet-conventionele maateenheid kiezen, het maatgetal schatten en die schatting vergelijken met het meetresultaat
- Ervaren en inzien dat kleinere maateenheden een nauwkeuriger meting toelaten Zo nodig tijdens de meetactiviteit van maateenheid veranderen
- Het verband tussen de grootte van de maateenheid en de grootte van het maatgetal ervaren en verwoorden (hoe groter de maateenheid, hoe kleiner het maatgetal en omgekeerd)
- Het meetresultaat na een meting met natuurlijke maateenheden noteren, bv. door te turven
- Beseffen dat er een verschil is tussen de subjectieve ervaring en een objectieve meting van een inhoud
- Zelf meetinstrumenten maken, ze ijken en ze gebruiken om te meten