Leerlijn 20: Lengte
Meten met natuurlijke, niet-conventionele maateenheden
- Vaststellen dat de lengte van dingen bepaald kan worden met behulp van natuurlijke maateenheden, bv. een voet, een handspan ...
- Een lengte (bv. een pennenzak) samenstellen uit twee of meer andere lengtes (bv. een potlood en een gum)
- Objecten meten met een niet-conventionele maateenheid (wsa, blz. 58)
- Na de meting de gemeten objecten sorteren en rangschikken
- Grootheden veranderen door er iets aan toe te voegen of van weg te nemen en de verandering verwoorden
- Aangeven dat de maat van een object niet beïnvloed wordt door zijn plaats, richting of oriëntatie in de ruimte
- Ervaren en inzien dat bij een lengtemeting nagegaan wordt hoeveel keer de maateenheid in de te meten grootheid gaat (wsb, blz. 15, oef. 2)
- Zelf een niet-conventionele maateenheid kiezen, het maatgetal schatten en de schatting vergelijken met het meetresultaat
- Ervaren en inzien dat kleinere maateenheden een nauwkeuriger meting toelaten Zo nodig tijdens de meetactiviteit van maateenheid veranderen
- Het verband tussen de grootte van de maateenheid en de grootte van het maatgetal ervaren, inzien en verwoorden (hoe groter de maateenheid, hoe kleiner het maatgetal en omgekeerd)
- Het meetresultaat na een meting met natuurlijke maateenheden noteren, bv. door te turven
- Beseffen dat er een verschil is tussen de subjectieve ervaring en een objectieve meting van een grootheid
- Zelf meetinstrumenten maken, ze ijken en ze gebruiken om te meten