Leerlijn 20: Lengte
Werken met standaardmaateenheden (conventionele maateenheden)
- De nood aan standaardmaateenheden ervaren
- Weten dat het resultaat van een lengtemeting uitgedrukt kan worden in meter of daarvan afgeleide maateenheden
- De symbolen m, cm en dm kennen, lezen en er meet- of berekeningsresultaten mee noteren (wsc, blz. 50, oef. 1)
- Meet- of berekeningsresultaten noteren, lezen en verwoorden met meer dan één maateenheid (bv. 1 m 23 cm)
- De termen ‘lengte, breedte, hoogte, dikte, diepte, omtrek, afstand, maatgetal, maateenheid’ gebruiken
- Referentiematen kennen en ze gebruiken (bv. Een deur is ongeveer 2 m hoog.)
- Geschikte meetinstrumenten kiezen om lengte te meten en ze correct gebruiken (wsd, blz. 32, oef. 1)
- De meest passende standaardmaateenheid en het geschikte meetinstrument kiezen in functie van de te meten lengte en de beoogde nauwkeurigheid (wsb, blz. 53, oef. 2)
- Beseffen dat de nauwkeurigheid van de meting beïnvloed wordt door de maateenheid en het doel van de meting, door de verwachte nauwkeurigheid en de werkwijze en door de handigheid van degene die meet, evenals door de kwaliteit van het meetinstrument, de aard van het voorwerp dat gemeten wordt en de manier van afronden
- Een lengte schatten en de schatting vergelijken met het meetresultaat
- Na veelvuldig meten tot afspraken komen over herkenbare, voorstelbare en/of zichtbare referentiepunten en die gebruiken bij het schatten (wsb, blz. 72, oef. 2)
- Na een meting met standaardmaateenheden gemeten voorwerpen sorteren of rangschikken
- Zelf meetinstrument maken, ze ijken en ze correct gebruiken, bv. een touw van 10 m verdeeld in meters
- Het verband tussen de grootte van de maateenheid en de grootte van het maatgetal ervaren en inzien (hoe groter de maateenheid, hoe kleiner het maatgetal en omgekeerd)
- In betekenisvolle situaties herleidingen uitvoeren met de gekende standaardmaateenheden (wsd, blz. 19, oef. 4)
- Een lengte, breedte, dikte, afstand ... opmeten bij voorwerpen en lijnstukken
- Lijnstukken met een gegeven lengte tekenen (wsc, blz. 51, oef. 3)
- Inzien dat ook lijnen met een gebroken, gebogen of grillige vorm (onder meer de omtrek van niet-veelhoeken) een lengte hebben die bij benadering bepaald kan worden en daar een geschikte werkwijze voor vinden
- De omtrek van vlakke figuren meten
- Weten wanneer een schatting of een benaderende aanduiding zinvoller is dan een precieze meting
- Vraagstukken over lengte oplossen (wsd, blz. 33, oef. 1)
ict-ideeën
Oefensites
Hoeveel meter?
Eindtermen
Eindtermen voor het gewoon basisonderwijs en ontwikkelingsdoelen voor het buitengewoon basisonderwijs, types 1, 2, 7, 8
De leerlingen
1. hebben een positieve houding tegenover ict en zijn bereid ict te gebruiken om hen te ondersteunen bij het leren.
2. gebruiken ict op een veilige, verantwoorde en doelmatige manier.
3. kunnen zelfstandig oefenen in een door ict ondersteunde leeromgeving.
4. kunnen zelfstandig leren in een door ict ondersteunde leeromgeving.
Eindtermen voor het gewoon basisonderwijs en ontwikkelingsdoelen voor het buitengewoon basisonderwijs, types 1, 2, 7, 8
De leerlingen
1. hebben een positieve houding tegenover ict en zijn bereid ict te gebruiken om hen te ondersteunen bij het leren.
2. gebruiken ict op een veilige, verantwoorde en doelmatige manier.
3. kunnen zelfstandig oefenen in een door ict ondersteunde leeromgeving.
4. kunnen zelfstandig leren in een door ict ondersteunde leeromgeving.